Stay on track

Stay on track

Moving you forward

Newsletter

Back to overview

Is een regularisatie nog mogelijk na een vergunningsvoorwaarde tot sloping?

Published on 16/03/2019

In een recent arrest van 8 mei 2018 heeft de Raad van State, hierin gevolgd door de Raad voor Vergunningsbetwistingen, geoordeeld dat geen omgevingsvergunning kan worden toegekend voor het verbouwen van een gebouwencomplex, die volgens een vroegere vergunning gesloopt moesten worden en die wederrechtelijk in stand werden gehouden in strijd met de voorwaarde tot afbraak ervan. De deputatie van West-Vlaanderen heeft hierop op 29 november 2018 beslist om de omgevingsvergunning dan toch toe te staan, doch op grond van de decretale basisrechten voor zonevreemde gebouwen.


De Raad van State oordeelde in een belangwekkend arrest nr. 241.414 van 8 mei 2018 dat een regularisatie op basis van artikel 4.4.23 van de VCRO ("hoofdzakelijk vergund") niet mogelijk is:

"Het middel gaat terug op de ongegrondverklaring door de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVB) van het eerste middel van de stad, waarin zij de schending aanvoert van het artikel 4.4.23 van de VCRO omdat "het gebouwencomplex, dat het voorwerp van de aanvraag is, niet als hoofdzakelijk vergund kan worden beschouwd" aangezien "zowel de oude hoevewoning, als de broeierij en de landbouwloods dienden gesloopt te worden" en de "gebouwen wederrechtelijk in stand werden gehouden in strijd met de voorwaarde tot afbraak ervan, die opgelegd werd in de vergunning van 24 april 1985 voor het bouwen van een vrijstaande woning in tweede bouwlijn ter vervanging van een bestaande te slopen woning in eerste bouwlijn"."

Op 24 april 1985 verleende de stad een stedenbouwkundige vergunning voor het oprichten van een nieuwe woning, waarbij op het goedgekeurd bouwplan de bestaande gebouwen op het terrein aangeduid stonden om te slopen. Het wordt niet betwist dat deze "te slopen woning, bergingen en stallingen: 1580 m³" niet werden gesloopt, terwijl de nieuwe woning wél werd opgericht.

De betrokken aanvraag heeft betrekking op deze niet gesloopte gebouwen.

Hieruit volgt dat een gebouwencomplex het voorwerp heeft uitgemaakt van de voormelde stedenbouwkundige vergunning verleend op 24 april 1985, die een "ondeelbaar geheel" uitmaakt, en dat deze vergunning enkel werd uitgevoerd voor zover een vergunning werd verleend voor het oprichten van een nieuwe woning, doch zonder het slopen van alle landbouwgebouwen.

Artikel 4.4.23 van de VCRO, zoals van toepassing op het ogenblik van de bestreden beslissing, bepaalt dat het vergunningverlenende bestuursorgaan bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, die betrekking heeft op een vergunningsplichtige functiewijziging van een gebouw of een gebouwencomplex, mag afwijken van de bestemmingsvoorschriften, voor zover onder meer het gebouw of het gebouwencomplex "hoofdzakelijk vergund" is.

Na het arrest van 8 mei 2018 van de Raad van State heeft de RvVB op 18 september 2018 opnieuw beslist dat het gebouwencomplex derhalve niet beschouwd wordt als "hoofdzakelijk vergund".

De Deputatie van West-Vlaanderen heeft op 29 november 2018 haar eerdere beslissing van 25 juni 2015 hernomen en de functiewijziging van het landbouwgebouw naar wonen met uitbreiding en verbouwing toegestaan, doch niet op grond van artikel 4.4.23 van de VCRO, doch op grond van de decretale basisrechten voor zonevreemde gebouwen (artikel 4.4.10 van de VCRO).

In concreto wordt de aanvraag onderbouwd als een functiewijziging van de broeierij naar een woongelegenheid, waarbij er een uitbreiding van dit landbouwgebouw gebeurt door een inname van het volume van de bestaande woning aan de voorzijde. Meteen beantwoordt de aanvraag volgens de Deputatie van West-Vlaanderen ook aan een ruimtelijk uitvoeringsplan en wordt de bestaande zonevreemde woning (die volgens een afgeleverde vergunning uit 1985 voor een andere zonevreemde woning ondertussen moest afgebroken zijn) mee geïntegreerd.

Ondertussen heeft de stad terug beroep aangetekend tegen de beslissing van 29 november 2018 van de Deputatie van West-Vlaanderen.

Benieuwd of de RvVB er hetzelfde over denkt?

Carl Vereecke