I. De aansprakelijkheid van bestuurders ten aanzien van contractspartijen van de vennootschap vóór 1 januari 2025
Zoals hierboven reeds werd gemeld, gold onder het oud Burgerlijk Wetboek de regel van de ‘quasi-immuniteit van de hulppersoon’.
Binnen de context van de bestuurdersaansprakelijkheid, bracht deze regel met zich mee dat wanneer een bestuurder een fout beging in de uitvoering van zijn mandaat, hiervoor in principe enkel de vennootschap kon worden aangesproken. De bestuurder kon door de derde-contractspartij niet worden aangesproken tot vergoeding van de schade, behalve wanneer zijn fout ook een misdrijf uitmaakte.
Gezien deze quasi-immuniteit van de bestuurder, kwam bestuurdersaansprakelijkheid aldus in de praktijk vooral naar voor in het kader van een faillissement van de vennootschap.
II. De aansprakelijkheid van bestuurders ten aanzien van contractspartijen van de vennootschap vanaf 1 januari 2025
Met de invoering van de nieuwe voormelde regelgeving wordt bovenvermelde quasi-immuniteit van de bestuurder door de wetgever van tafel geveegd. Meer bepaald wordt in artikel 6.3. van het Burgerlijk Wetboek voorzien dat “tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.”
Op basis van deze nieuwe regelgeving kunnen contractspartijen van de vennootschap in principe voortaan ook een bestuurder (die een hulppersoon is) buitencontractueel aanspreken indien aan de voorwaarden van zijn aansprakelijkheid zijn voldaan.
Op dit principe zijn evenwel wettelijke uitzonderingen voorzien. Meer bepaald kunnen uitzonderingen op de aansprakelijkheid van de bestuurder worden voorzien in zowel de overeenkomst tussen de vennootschap en de derde-contractant (hoofdcontract), als in de overeenkomst tussen de vennootschap en de bestuurder (ondercontract). Al deze uitzonderingen kunnen vervolgens door de bestuurder ingeroepen worden als verweermiddel wanneer hij wordt aangesproken door de derde-contractant.
Contractuele beperking van de aansprakelijkheid zal aldus belangrijker dan ooit worden.
III. Een contractuele way-out?
Er bestaat dus de mogelijkheid om de werking van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de bestuurder binnen de contractuele sfeer uit te sluiten.
Het betreft echter geen zwart-wit verhaal en de nodige nuance dient aan de dag te worden gelegd bij het opstellen van dergelijke nieuwe aansprakelijkheidsclausules. Deze noodzaak aan nuance vloeit onder andere voort uit het feit dat het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht dient te worden samen gelezen met andere wetgeving die op de bestuurders van vennootschappen van toepassing is.
De aansprakelijkheidsclausules van weleer zijn aldus aan een grondige herziening toe teneinde een zo hoog mogelijke bescherming aan de bestuurders van vennootschappen te kunnen bieden, dit zowel in contracten als in algemene voorwaarden.
Naast het contractueel opvangen en beperken van deze verruimde bestuurdersaansprakelijkheid, zal het voor bestuurders eveneens van groot belang zijn een grondige blik te werpen op hun aansprakelijkheidsverzekering teneinde na te gaan of hun aansprakelijkheid ook onder het nieuwe recht voldoende wordt gedekt binnen de huidige polis.