Zoals de naam van de wet doet vermoeden, vinden de wettelijke bepalingen uit boek XIX louter toepassing in B2C-relaties. Voor B2B-relaties blijft de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties onverlet.
Betalingen van schulden door consumenten aan ondernemingen (Titel I)
Titel I van boek XIX van het WER voert een aantal algemene regels ter bescherming van de consument in, waaronder:
- Een eerste kosteloze herinnering met vermelding van eventuele extra kosten bij laattijdige betaling en andere verplichte vermeldingen, die geldt als ingebrekestelling;
- Op vraag van de consument moet de onderneming alle bewijsstukken en alle benodigde informatie met het oog op betwisting overmaken;
- Verwijlinteresten en een schadebeding (een contractueel vastgelegde forfaitaire vergoeding) mogen slechts worden aangerekend veertien dagen na de kosteloze herinnering;
- Verwijlinteresten worden geplafonneerd tot de wettelijke interestvoet zoals bepaald in de wet van 2 augustus 2002 (in 2023: 10,5%) en schadebedingen worden beperkt in functie van het verschuldigde saldo.
De voorziene sancties zijn in elk geval niet min. Het niet naleven van bovenstaande regels wordt namelijk gesanctioneerd met sancties van niveau 2, conform artikel XV.70, §1, 20 WER, waarbij een boete kan variëren van € 26,00 tot € 10.000,00 of tot vier procent van de totale jaaromzet (met verhoging volgens de geldende opdeciemen – in 2023: x8).
Voorts zal elk schadebeding dat bedragen vermeldt hoger dan de voorziene wettelijke maxima voor niet geschreven worden gehouden.
Minnelijke invordering schulden van de consument (Titel II)
Boek XIX voorziet alsook in tweede instantie enkele bepalingen inzake de invordering van schulden van de consument door een derde, de zgn. schuldinvorderaar.
Een eerste relevante bepaling betreft de onderwerping van de schuldinvorderaar, zijnde iedereen die beroepsmatig enige activiteit van minnelijke invordering uitoefent, aan de controle van de FOD Economie (met uitzondering van advocaten en gerechtelijke mandatarissen).
Bovendien worden schuldinvorderaar eveneens de verplichting opgelegd om, voorafgaandelijk aan elke activiteit van minnelijke invordering, de voorwaarden van Titel 1 boek XIX WER (zoals hierboven besproken) na te gaan en derhalve een eerste controle uit te voeren vooraleer over te gaan tot invordering van een openstaande schuld.
Ten derde is de schuldinvorderaar evenzeer gehouden tot het versturen van ingebrekestelling, opnieuw gekoppeld aan een wachtperiode van veertien dagen waarbinnen geen andere actie betreffende het innen van de schuld mag worden ondernomen.
Ten slotte verschaft boek XIX de schuldenaar expliciet de mogelijkheid om betalingsfaciliteiten te vragen aan de schuldeiser, wat de inning van de schulden opschort totdat hierover een beslissing werd genomen door de schuldeiser. Zulke beslissing dient te worden genomen binnen de 30 dagen, zo niet worden de verwijlintresten opgeschort totdat een beslissing betreffende het verzoek tot een afbetalingsplan wordt genomen.