Concreet brengt de wetswijziging volgende gevolgen teweeg in de praktijk. De betalingstermijn zal conform de wet ofwel starten vanaf de ontvangst van de factuur door de schuldenaar ofwel vanaf de ontvangst van de goederen en diensten als de datum van ontvangst van de factuur niet vaststaat of de factuur voorafgaand wordt ontvangen.
Bij aannemingsovereenkomsten zal betalingstermijn vaak starten vanaf het tijdstip van ontvangst van goederen en diensten, aangezien nog niet onmiddellijk een factuur kan worden opgemaakt. De onderaannemer dient namelijk voorafgaand aan het opstellen van de factuur nog vorderingsstaten voor te leggen die moeten worden goedgekeurd. Bij voorlegging door de onderaannemer van de vorderingsstaten ter goedkeuring aan de hoofdaannemer, zal de verificatietermijn (in overeenkomsten vaak vastgelegd op 30 dagen) integraal deel uitmaken van de betalingstermijn die is gestart vanaf de ontvangst van de goederen en diensten. Met andere woorden, als de hoofdaannemer en de onderaannemer zijn overeengekomen dat de betaling binnen de 60 dagen moet geschieden, dan zal de goedkeuring van de vorderingsstaat en de betaling binnen de 60 dagen na ontvangst van de goederen en diensten moeten geschieden.
Teneinde de praktijk uit te sluiten van contractuele ontvangstdata van facturen, bepaalt de wetswijziging uitdrukkelijk dat dit verboden wordt. De ontvangstdatum contractueel bepalen is dus niet langer mogelijk.
De werkelijke ontvangstdatum van de factuur is nu het uitgangspunt wat betreft de aanvang van betalingstermijnen. Bovendien moet de schuldenaar de schuldeiser voorzien van alle nodige informatie zodat dat de schuldeiser een factuur kan opstellen en hem onverwijld kan toesturen aan de schuldenaar. Dit dient te gebeuren uiterlijk op het moment van ontvangst van de goederen of de prestatie van de diensten.
Ten slotte maakt de wetswijziging de betalingstermijn beter afdwingbaar. Waar voordien een ingebrekestelling vereist was om aanspraak te maken op verwijlinteresten in geval van een betalingsvertraging, bepaalt de wetswijziging dat verwijlinteresten van rechtswege verschuldigd zijn. Tevens voorziet de wet vanaf 1 januari 2022 een forfaitair bedrag van 40 euro, van rechtswege verschuldigd bij betalingsachterstand.
Wanneer dus de onderaannemer goederen en diensten levert aan de hoofdaannemer, zal de hoofdaannemer vanaf dat ogenblik 60 dagen hebben om te verifiëren en te betalen. Bij niet-betaling binnen de 60 dagen, zal automatisch, dus zonder enige handeling van de onderaannemer een verwijlinterest beginnen lopen én een forfaitair bedrag van 40 euro verschuldigd zijn door de hoofdaannemer.
De wetswijziging zorgt er dus voor dat respect voor betalingstermijn in de praktijk ook beter afdwingbaar zal zijn en ondernemingen effectief meer druk zullen ervaren om de vastgelegde betaaltermijnen te respecteren.