Wat deze uitbetaling door het OCMW betreft, dient vermeld te worden dat dit om een gedeelte financiële tussenkomst van het OCMW en het Fonds gaat.
In de overeenkomst wordt verder een afbetalingsplan voorzien voor het saldo van de achterstallen, te betalen door de huurder aan de verhuurder
Concreet doet iedereen zijn duit in het zakje: het OCMW, de huurder en tot slot de eigenaar die akkoord gaat met een afbetaling zonder intresten.
Zolang de overeenkomst wordt gerespecteerd en er ook geen nieuwe huurachterstand ontstaat, verbindt de eigenaar zich om geen vordering tot uithuiszetting in te dienen. Indien de huurder de afbetalingen niet nakomt of als er nieuwe achterstallen ontstaan, dan meldt de verhuurder dit aan het OCMW. Het OCMW heeft dan 2 weken de tijd om een gepaste oplossing te vinden vooraleer de verhuurder een vordering bij de Vrederechter kan instellen.
Of dit systeem zal leiden tot minder uithuiszettingen, zal de toekomst uitwijzen.
Het lijkt in ieder geval een goed preventief systeem te zijn, indien men als verhuurder geconfronteerd wordt met huurachterstallen van een huurder die ongelukkig en te goeder trouw is.
Het is geen verplichting om hierop beroep te doen, maar toch zal idealiter altijd deze mogelijkheid moeten overwogen worden; de verhuurder is immers nooit gebaat met een effectieve uithuiszetting.
In situaties evenwel waarbij de eigenaar, bovenop de huurachterstallen, ook geconfronteerd wordt met andere belangrijke problemen van de huurder (slecht onderhoud, beschadigingen, hinder voor de buren,...), zal deze mogelijkheid voor de eigenaar geen soelaas bieden.
Stefaan Desrumaux, advocaat