Gepubliceerd op 23/01/2018
Tags: Wanbetalers, Rechtstreekse vordering
Het gebeurt in de praktijk helaas geregeld dat onderaannemers door de hoofdaannemer niet betaald worden, niettegenstaande zij daar recht op hebben.
Het Burgerlijk Wetboek voorziet in artikel 1798 een krachtig instrument voor de onderaannemer om rechtstreeks betaling te verkrijgen van de bouwheer, en dit door het stellen van de rechtstreekse vordering.
De nieuwe Pandwet - die in werking is getreden per 1 januari 2018 - voorziet in een belangrijke wijziging ingeval van betwisting door de (hoofd)aannemer.
Het is een recht van de onderaannemer om de bouwheer rechtstreeks aan te spreken om betaling te bekomen ingeval hij niet betaald wordt door zijn medecontractant (hoofaannemer). De bouwheer, die een contractuele verhouding met de hoofdaannemer heeft, is immers eveneens vaak nog de aannemingsprijs geheel of gedeeltelijk verschuldigd aan de zijn contractant.
Elke verdere onderaannemer in de schakel beschikt over dit recht, maar belangrijk te vermelden is dat de desbetreffende onderaannemer enkel de rechtstreekse vordering kan instellen tegen de opdrachtgever van zijn eigen medecontractant, maw. kan men niet over andere partijen heen "springen."
De rechtstreekse vordering slaat niet enkel op de hoofdsommen, maar ook op de verschuldigde intresten en schadebedingen. Maw. op al hetgeen de hoofdaannemer nog aan de onderaannemer verschuldigd is.
Vanaf het instellen van de rechtstreekse vordering kan de bouwheer de schulden die hij nog had ten aanzien van de hoofdaannemer, enkel nog bevrijdend betalen aan de onderaannemer.
De bouwheer betaalt het bedrag van de rechtstreekse vordering aan de onderaannemer. Was de bouwheer minder verschuldigd dan dat bedrag, dan betaalt hij enkel de nog openstaande schuld.
Betaalt de bouwheer toch nog aan de hoofaannemer, dan geldt deze betaling niet meer. Als bevrijdende betaling. Met andere woorden, "qui paie mal, paie deux fois".
De rechtstreekse vordering die vóór het faillissement van de hoofdaannemer wordt ingesteld, blijft geldig na het faillissement en ontsnapt aan de samenloop.
En ingeval van WCO, kan de rechtstreekse vordering nog steeds worden ingesteld gezien deze niet verhinderd wordt door de procedure van gerechtelijke reorganisatie.
De bouwheer kan na het instellen van de rechtstreekse vordering geen verweermiddelen meer inroepen met betrekking tot de schuld die hij nog heeft ten aanzien van de hoofdaannemer; verweermiddelen die wel al voorafgaand aan de rechtstreekse vordering werden opgeworpen, gelden wel.
Het stellen van een rechtstreekse vordering is vormvrij. De rechtstreekse vordering wordt het best aan de hand van een aangetekend schrijven ingesteld tegen de bouwheer (bewijsredenen). Om geen tijd te verliezen, is het raadzaam om dit ook meteen tegelijk per e-mail/fax te versturen zodat de geadresseerde hier onmiddellijk kennis van kan nemen. In de praktijk kan één dag immers soms veel uitmaken omwille van de nul-uur-regel bij faillissement (faillissement werkt retroactief tot 0 uur van dezelfde dag van faillissementsverklaring)
In de praktijk gebeurde het vaak dat de bouwheer niet tot betaling overging. Vooral niet wanneer er tussen hoofd- en onderaannemer betwistingen waren. De bouwheer wachtte dan af tot deze situatie was uitgeklaard en deed in afwachting helemaal niks.
De nieuwe Pandwet brengt hiertoe nu een praktische oplossing.
Dat laatste is een belangrijke wijziging. In het geval van betwisting biedt dit een handige uitweg. We adviseren dan ook om van deze mogelijkheid zeker gebruik te maken en hier meteen melding van te maken in het schrijven waarin aanspraak wordt gemaakt op de rechtstreekse vordering.
Michiel Deweirdt
Stefaan Desrumaux
Davine Dujardin